Daniël Thielemans De Morgen 10 december 1998
’Het station van Spa. Een trein rijdt binnen. Passagiers stappen uit, onder wie een man met weinig bagage, hij.’ Zo begint Spa, de debuutroman van Elvis Peeters. Het is net alsof je een schilderij van Delvaux binnenstapt. Dezelfde kille,irreële sfeer, met onwezenlijke, afstandelijke figuren en strakke, gestilleerde contouren. ... Het begin van de roman is geënsceneerd als een theaterstuk: een man en een vrouw, allebei individuele reizigers, arriveren in Spa en zoeken een hotelkamer. Alles is volgeboekt, behalve die ene tweepersoonskamer in hotel Gai Séjour. Ze besluiten de kamer, ja zelfs het bed, te delen, met de afspraak: verder niets, ieder gaat zijn gang, ’ we zijn elkaar niets verplicht’. Die zin keert herhaaldelijk terug als een bezwerende mantra. Natuurlijk hangt er elektriciteit in de lucht, is het evident dat de man nieuwsgierig is naar de vrouw, dat zij hem van uit haar ooghoeken bespiedt. Er volgt een subtiek spelletje van aantrekken en afstoten, van toenadering en verwijdering.
Het zou tot een vaudevillesituatie kunnen leiden met burleske ontwikkelingen, maar dat laat de auteur niet gebeuren. Met zijn diepvriesstijl toont hij alleen de buitenkant der dingen, vermijdt hij elke ontsporing. Met korte zinnen en summiere aanwijzingen schetst hij het decor waarin de personages rondlopen. Het is net of je een theaterbrochure leest waarin de auteur, naast de dialogen, bondige aanwijzingen geeft voor de regisseur en scenograaf. Dat toneelmatige wordt nog versterkt door de structuur van de roman: hij is ingedeeld in vier delen, vier bedrijven. Aan het eind wordt telkens als het ware het doek even neergelaten.
...
Eenvoudig meerduidig
Eva Berghmans De Standaard der Letteren, 31 december 1998
Elvis Peeters heeft zijn voorliefde voor drama nooit onder stoelen of banken gestoken en met zijn romandebuut Spa gaat hij op hetzelfde elan door. Hij brengt een man en een vrouw, Hans en Inge, samen in een onalledaagse situatie: ze kennen elkaar niet maar delen een hotelkamer. Hoewel het toevallige tweetal zich steeds buitensporiger gedraagt, zijn het niet zozeer hun intriges die Spa boeiend maken, dan wel de uitnodiging die het boekje inhoudt.
Vooral het eerste hoofdstuk is een regelrechte invitatie aan het adres van de lezer om zelf een verhaal te verzinnen. Peeters vertelt schijnbaar niets bijzonders, maar vindt daarbij wel een gezond evenwicht tussen banaliteit en een vorm van abstractie die net suggestief genoeg is om niet te vervallen in nietszeggendheid. Hij schrijft ingehouden, met erg korte en zelfs onaffe zinnen, maar focust net op dat detail dat je verbeelding aan het werk zet. Een vermoeide blik, een onwezenlijke glimlach, een eenzame koffiedrinker op café, het zijn welgekomen ingrediënten voor een verhaal over verlorenheid en onbestemd verdriet. Hoewel de dialogen soms iets onnatuurlijks krijgen en op de grens van het al te onbestemde balanceren, slaagt Peeters er met bijzonder weinig middelen in om een authentieke sfeer van bevreemding en verdriet op te roepen.